Doelgroep: onderbouw (specifieker: groep 1/2).
Voorbereiding
|
Context
|
Belevingswereld. Deze les beeldende vorming vindt plaats op 6 november 2014; het is bijna
Sint Maarten. Om aan te sluiten bij dit evenement (en dus bij de
belevingswereld van de kleuters), gaat de les hier over.
|
||||||||||||||||||||||||||||
Basisplan
|
Opdracht. Maak een Sint Maarten
lampion, waarvan jij denkt dat andere mensen hem mooi zullen vinden en zullen
belonen met iets lekkers.
Randvoorwaarden. Benodigdheden: per leerling een plastic flesje (diverse soorten:
wasverzachterflesjes, waterflesjes, schoonmaakmiddelflesjes,
frisdrankflesjes, etcetera) geprepareerd voor de functie van lampion (door
ophangmechanisme al te bevestigen); per leerling een prikpen; verschillende
kleuren vliegerpapier, crèpepapier, sitspapier en gewoon papier; potloden;
scharen; (kleuter)lijm.
|
|||||||||||||||||||||||||||||
Receptie
/Oriëntatie |
Introduceren
|
Beeldcultuur. Er wordt een filmpje (op het Digibord) over Sint Maarten (zoals de
kinderen het nu kennen) getoond: https://www.youtube.com/watch?v=8JCV-FoUKDA (duur: 10 minuten).
Toon, op het Digibord, dat
de lampionnen er vroeger anders uitzagen (toen waren het namelijk uitgeholde
bieten) (zie plaatje hierboven).
Beeldaspecten. Diverse beeldaspecten
spelen een rol bij deze opdracht. Er ligt nadruk op het gebruik van kleur
(leerlingen dienen te bedenken wat andere mensen ‘mooie’ kleuren vinden) en
op het gebruik van vorm (leerlingen dienen na te denken welke vormen passen
bij Sint Maarten en in welke vorm zij gaatjes prikken). Compositie speelt ook
een rol: verwacht wordt dat alle vormpjes willekeurig op de fles worden
geplakt, gezien de kleuters zich in ontwikkelingsfase 2a (beeldend vermogen:
gecodeerde werkelijkheid) bevinden. Om het overzichtelijk te houden voor de
kleuters, benadruk ik de beeldaspecten kleur en vorm en geef ik geen expliciete
aandacht aan compositie.
Ontwikkelingsfasen. Kleuters bevinden zich in de fase van het ‘favoritisme’: een beeld is
leuk als het aansluit op hun belevingswereld. Daar Sint Maarten aansluit op
de belevingswereld van kleuters, verwacht ik dat zij de introductie van de
les (en de les zelf) prettig vinden.
|
||||||||||||||||||||||||||||
Informeren
|
Beeldbeschouwen. Toon de leerlingen het bovengenoemde filmpje (duur: 10 minuten). Benoem
en toon daarna de ouderwetse lampion.
Startvragen: Hebben de
leerlingen zelf al eens Sint Maarten gelopen? Wat weten de leerlingen er van,
hoe gaat dit?
Onderzoeksvragen: Wat
voor soort lampionnen heb je in het filmpje gezien? Hoe zagen die er uit
(benadruk kleur en vorm)? Waren ze allemaal hetzelfde? Wat is het verschil
tussen een lampion van vroeger en een lampion van nu? Wat vinden mensen een
mooie lampion, aan welke kenmerken voldoet die (benadruk kleur en vorm)? Hoe
wordt er voor gezorgd dat het lichtje in de lampion gezien wordt?
Analysevragen: Waarom zou
Sint Maarten ’s avonds plaatsvinden? Waarom maakten ze vroeger andere
lampions dan nu?
Mijns inziens zijn
speculatieve vragen en vragen die leiden tot een oordeel niet geschikt voor
kleuters, omdat zij een beroep doen op complexe cognitieve functies. Om die
reden zijn deze vragen niet opgenomen in dit lesfasenmodel.
|
|||||||||||||||||||||||||||||
Instrueren
|
Beeldend probleem / beeldend doel. Maak een Sint Maarten lampion, waarvan jij denkt dat andere mensen hem
mooi zullen vinden en zullen belonen met iets lekkers.
Instructie. Laat elke leerling één
(van de verschillende) flessen uitzoeken. Herinner hen er aan dat, in het
filmpje, ook elke lampion er anders uit zag, dus dat ze niet allemaal
dezelfde fles kunnen gebruiken. Laat leerlingen, met een prikpen, gaatjes
prikken in de plastic fles (laat ze nadenken over de vorm die ze uitprikken).
Laat het kind vervolgens de fles versieren met stukjes vliegerpapier,
crèpepapier, sitspapier en gewoon papier (leg uit wat het verschil is tussen
de verschillende soorten papier) (laat ze nadenken over kleurgebruik en de
vormpjes die ze gebruiken). Laat de leerlingen nadenken over wat een ‘mooie’
lampion is en herinner hen hier aan gedurende het maken van de lampion.
Technische doelen. Leerlingen kunnen, met behulp van een prikpen, (figuurtjes) prikken in
een plastic fles. Leerlingen kunnen een plastic fles versieren middels
figuurtjes van verschillende soorten papier. Indien het tekenen van een
figuurtje lukt, maar het uitknippen niet, wordt gestimuleerd te prikken.
Indien dit ook lastig is, mogen de leerlingen vormpjes scheuren en de fles
hiermee versieren. Leerlingen kunnen netjes lijmen, door een adequate
hoeveelheid lijm te gebruiken.
|
|||||||||||||||||||||||||||||
Productie
/Uitvoering |
Observeren
|
Beeldend vermogen. De meeste kleuters zullen zich bevinden in fase 2a (gecodeerde
werkelijkheid), wat gekenmerkt wordt door willekeurige (wanordelijke)
plaatsing van vormen op het vlak en het werken met ‘codetekens’ en typische
schemakleuren. Er wordt gebruik gemaakt van haaks contrast en belang en verdringing.
Er is nog geen sprake van overlap.
|
||||||||||||||||||||||||||||
Begeleiden
|
Werkprocessen. Tijdens deze les is er
zowel sprake van een traditioneel/ambachtelijk werkproces (namelijk, het
netjes kunnen prikken/knippen, het netjes kunnen lijmen), als van een
ontwerpproces (namelijk, het maken van iets wat anderen mooi zullen vinden)
en van een experimenteel werkproces (door direct te starten met het maken van
de lampion, zonder daar op voorhand langdurig over na te denken).
|
|||||||||||||||||||||||||||||
Afronden
|
Tijdsmanagement. De receptie/oriëntatie fase duurt ongeveer 20 minuten. De
productie/uitvoering fase duurt ongeveer 20 minuten. De
reflectie/nabeschouwing fase duurt ongeveer 5 minuten.
|
|||||||||||||||||||||||||||||
Reflectie
/Nabeschouwing |
Nabespreken
|
Reflecteren. Reflecteer met de
leerlingen op de gemaakte lampionnen: is het gelukt lampionnen te maken, die
andere mensen mooi zullen vinden? Wat is er mooi aan de lampionnen?
|
||||||||||||||||||||||||||||
Beoordelen
|
Beoordelingscriteria. Het werkstuk wordt beoordeeld aan de hand van de volgende
beoordelingsmatrix:
Het cijfer wordt berekend
door de formule: cijfer = [aantal punten] / 1,2.
|
|||||||||||||||||||||||||||||
Presenteren
|
Presentatievorm. De leerlingen, die een lampion hebben gemaakt, mogen (net alsof ze Sint
Maarten lopen) gedurende een kringmoment zingend langs de kring.
|
|||||||||||||||||||||||||||||
Evaluatie
|
Evalueren
|
Zoals geleerd tijdens de lessen Beeldende Vorming heb ik er voor gekozen om geen voorbeeld aan de leerlingen te tonen. Ik merkte dat de kinderen onwennig waren met deze manier van werken: zij stelden veel vragen als 'wat moet ik er dan op maken?' en 'hoe moet het er dan uit zien?'. Ik heb de leerlingen telkens gezegd dat ze het zelf mogen weten, dat zij mogen maken wat zij denken dat mooi is, etcetera. Tijdens een volgende les wil ik van te voren benadrukken dat ik geen voorbeeld laat zien en waarom ik daar voor kies en wat ik daardoor van de leerlingen verwacht. Ik merkte dat de leerlingen elkaar gingen namaken: wanneer bijvoorbeeld één leerling een ster op zijn lampion wilde, wilden de anderen dat ook. Kennelijk zijn de kinderen uit mijn stageklas sterk gewend aan het namaken van een voorbeeld. De leerlingen waren erg gemotiveerd er iets moois van te maken: na een half uur waren de meeste lampionnen nog niet af. Ik ben tevreden over het verloop van de les en ik ben er van overtuigd dat, wanneer ik nogmaals een dergelijke les geef (wat het geval is tijdens stage-opdracht 1), de onwennigheid minder is en de leerlingen weer net zo enthousiast aan de slag gaan.
|
Geen opmerkingen:
Een reactie posten