dinsdag 4 november 2014

Eindopdracht / stage-opdracht 2

Doelgroep: onderbouw (specifieker: groep 1/2).

Voorbereiding
Context
Belevingswereld. Deze les beeldende vorming vindt plaats op 6 november 2014; het is bijna Sint Maarten. Om aan te sluiten bij dit evenement (en dus bij de belevingswereld van de kleuters), gaat de les hier over.
Basisplan
Opdracht. Maak een Sint Maarten lampion, waarvan jij denkt dat andere mensen hem mooi zullen vinden en zullen belonen met iets lekkers.

Randvoorwaarden. Benodigdheden: per leerling een plastic flesje (diverse soorten: wasverzachterflesjes, waterflesjes, schoonmaakmiddelflesjes, frisdrankflesjes, etcetera) geprepareerd voor de functie van lampion (door ophangmechanisme al te bevestigen); per leerling een prikpen; verschillende kleuren vliegerpapier, crèpepapier, sitspapier en gewoon papier; potloden; scharen; (kleuter)lijm.   
Receptie
/Oriëntatie
Introduceren
Beeldcultuur. Er wordt een filmpje (op het Digibord) over Sint Maarten (zoals de kinderen het nu kennen) getoond: https://www.youtube.com/watch?v=8JCV-FoUKDA (duur: 10 minuten).
Toon, op het Digibord, dat de lampionnen er vroeger anders uitzagen (toen waren het namelijk uitgeholde bieten) (zie plaatje hierboven).

Beeldaspecten. Diverse beeldaspecten spelen een rol bij deze opdracht. Er ligt nadruk op het gebruik van kleur (leerlingen dienen te bedenken wat andere mensen ‘mooie’ kleuren vinden) en op het gebruik van vorm (leerlingen dienen na te denken welke vormen passen bij Sint Maarten en in welke vorm zij gaatjes prikken). Compositie speelt ook een rol: verwacht wordt dat alle vormpjes willekeurig op de fles worden geplakt, gezien de kleuters zich in ontwikkelingsfase 2a (beeldend vermogen: gecodeerde werkelijkheid) bevinden. Om het overzichtelijk te houden voor de kleuters, benadruk ik de beeldaspecten kleur en vorm en geef ik geen expliciete aandacht aan compositie.

Ontwikkelingsfasen. Kleuters bevinden zich in de fase van het ‘favoritisme’: een beeld is leuk als het aansluit op hun belevingswereld. Daar Sint Maarten aansluit op de belevingswereld van kleuters, verwacht ik dat zij de introductie van de les (en de les zelf) prettig vinden.

Informeren
Beeldbeschouwen. Toon de leerlingen het bovengenoemde filmpje (duur: 10 minuten). Benoem en toon daarna de ouderwetse lampion.
Startvragen: Hebben de leerlingen zelf al eens Sint Maarten gelopen? Wat weten de leerlingen er van, hoe gaat dit?
Onderzoeksvragen: Wat voor soort lampionnen heb je in het filmpje gezien? Hoe zagen die er uit (benadruk kleur en vorm)? Waren ze allemaal hetzelfde? Wat is het verschil tussen een lampion van vroeger en een lampion van nu? Wat vinden mensen een mooie lampion, aan welke kenmerken voldoet die (benadruk kleur en vorm)? Hoe wordt er voor gezorgd dat het lichtje in de lampion gezien wordt?
Analysevragen: Waarom zou Sint Maarten ’s avonds plaatsvinden? Waarom maakten ze vroeger andere lampions dan nu? 
Mijns inziens zijn speculatieve vragen en vragen die leiden tot een oordeel niet geschikt voor kleuters, omdat zij een beroep doen op complexe cognitieve functies. Om die reden zijn deze vragen niet opgenomen in dit lesfasenmodel.

Instrueren
Beeldend probleem / beeldend doel. Maak een Sint Maarten lampion, waarvan jij denkt dat andere mensen hem mooi zullen vinden en zullen belonen met iets lekkers.

Instructie. Laat elke leerling één (van de verschillende) flessen uitzoeken. Herinner hen er aan dat, in het filmpje, ook elke lampion er anders uit zag, dus dat ze niet allemaal dezelfde fles kunnen gebruiken. Laat leerlingen, met een prikpen, gaatjes prikken in de plastic fles (laat ze nadenken over de vorm die ze uitprikken). Laat het kind vervolgens de fles versieren met stukjes vliegerpapier, crèpepapier, sitspapier en gewoon papier (leg uit wat het verschil is tussen de verschillende soorten papier) (laat ze nadenken over kleurgebruik en de vormpjes die ze gebruiken). Laat de leerlingen nadenken over wat een ‘mooie’ lampion is en herinner hen hier aan gedurende het maken van de lampion.

Technische doelen. Leerlingen kunnen, met behulp van een prikpen, (figuurtjes) prikken in een plastic fles. Leerlingen kunnen een plastic fles versieren middels figuurtjes van verschillende soorten papier. Indien het tekenen van een figuurtje lukt, maar het uitknippen niet, wordt gestimuleerd te prikken. Indien dit ook lastig is, mogen de leerlingen vormpjes scheuren en de fles hiermee versieren. Leerlingen kunnen netjes lijmen, door een adequate hoeveelheid lijm te gebruiken.
Productie
/Uitvoering
Observeren

Beeldend vermogen. De meeste kleuters zullen zich bevinden in fase 2a (gecodeerde werkelijkheid), wat gekenmerkt wordt door willekeurige (wanordelijke) plaatsing van vormen op het vlak en het werken met ‘codetekens’ en typische schemakleuren. Er wordt gebruik gemaakt van haaks contrast en belang en verdringing. Er is nog geen sprake van overlap.

Begeleiden
Werkprocessen. Tijdens deze les is er zowel sprake van een traditioneel/ambachtelijk werkproces (namelijk, het netjes kunnen prikken/knippen, het netjes kunnen lijmen), als van een ontwerpproces (namelijk, het maken van iets wat anderen mooi zullen vinden) en van een experimenteel werkproces (door direct te starten met het maken van de lampion, zonder daar op voorhand langdurig over na te denken).

Afronden
Tijdsmanagement. De receptie/oriëntatie fase duurt ongeveer 20 minuten. De productie/uitvoering fase duurt ongeveer 20 minuten. De reflectie/nabeschouwing fase duurt ongeveer 5 minuten.
Reflectie
/Nabeschouwing
Nabespreken
Reflecteren. Reflecteer met de leerlingen op de gemaakte lampionnen: is het gelukt lampionnen te maken, die andere mensen mooi zullen vinden? Wat is er mooi aan de lampionnen?

Beoordelen
Beoordelingscriteria. Het werkstuk wordt beoordeeld aan de hand van de volgende beoordelingsmatrix:

Niet
Twijfel
Briljant
Leerling heeft een idee wat ‘mooie’ kleuren zijn.
0
1
2
Leerling gebruikt vormen die bij Sint Maarten passen.
0
1
2
Leerling kan bedachte vormen uitknippen/prikken/scheuren.
0
1
2
Leerling heeft voldoende gaatjes geprikt / doorzichtig papier gebruikt zodat het lichtje zichtbaar is.
0
1
2
De leerling heeft netjes gelijmd.
0
1
2
Het is de leerling gelukt het papier niet over de uitgeprikte gaatjes te plakken.
0
1
2
Het cijfer wordt berekend door de formule: cijfer = [aantal punten] / 1,2.

Presenteren
Presentatievorm. De leerlingen, die een lampion hebben gemaakt, mogen (net alsof ze Sint Maarten lopen) gedurende een kringmoment zingend langs de kring.
Evaluatie
Evalueren
Zoals geleerd tijdens de lessen Beeldende Vorming heb ik er voor gekozen om geen voorbeeld aan de leerlingen te tonen. Ik merkte dat de kinderen onwennig waren met deze manier van werken: zij stelden veel vragen als 'wat moet ik er dan op maken?' en 'hoe moet het er dan uit zien?'. Ik heb de leerlingen telkens gezegd dat ze het zelf mogen weten, dat zij mogen maken wat zij denken dat mooi is, etcetera. Tijdens een volgende les wil ik van te voren benadrukken dat ik geen voorbeeld laat zien en waarom ik daar voor kies en wat ik daardoor van de leerlingen verwacht. Ik merkte dat de leerlingen elkaar gingen namaken: wanneer bijvoorbeeld één leerling een ster op zijn lampion wilde, wilden de anderen dat ook. Kennelijk zijn de kinderen uit mijn stageklas sterk gewend aan het namaken van een voorbeeld. De leerlingen waren erg gemotiveerd er iets moois van te maken: na een half uur waren de meeste lampionnen nog niet af. Ik ben tevreden over het verloop van de les en ik ben er van overtuigd dat, wanneer ik nogmaals een dergelijke les geef (wat het geval is tijdens stage-opdracht 1), de onwennigheid minder is en de leerlingen weer net zo enthousiast aan de slag gaan.  

Stage-opdracht 1

Bestaande les: Sientje (uit de methode ‘INgeBEELD’).

Voorbereiding
Context
Belevingswereld. Kleuters vinden het soms lastig om emoties adequaat en gematigd te uiten. Tijdens Kanjertraining wordt hiermee geoefend. Tijdens deze les wordt een herkenbaar voorbeeld getoond en wordt een emotie verwerkt in een verftekening.
Basisplan
Opdracht. Maak een boos schilderij.
Plak per leerling een blad vast op tafel. Maak, samen met de leerlingen, een mengsel van ‘boze’ kleuren plakkaatverf, zand en papiersnippers. Laat de leerlingen het mengsel (met behulp van een plastic mes) uitsmeren op het blad. Met stokjes wordt er gekrast in de verf, waardoor er witte sporen ontstaan in de tekening.

Randvoorwaarden. Benodigdheden: per leerling een (dik) blad om op te verven; plakband om de bladen vast te plakken; verschillende kleuren plakkaatverf; bord/kom om mengsel te maken; zand; papiersnippers/confetti; stokjes; plastic messen.
Receptie
/Oriëntatie
Introduceren
Beeldcultuur. De introductie vindt plaats aan de hand van een korte, postmodernistische, animatiefilm (duur: 5 minuten).

Beeldaspecten. Tijdens deze opdracht ligt de nadruk op het gebruik van kleur (laat leerlingen meedenken over wat ‘boze’ kleuren zijn), op het gebruik van vorm (laat leerlingen nadenken over welke vormen ‘boos’ heeft) en op textuur/structuur (er is, tijdens de productieve fase, een groot onderscheid tussen het mengsel en de witte lijnen).

Ontwikkelingsfasen. Kleuters bevinden zich in de fase van het ‘favoritisme’: een beeld is leuk als het aansluit op hun belevingswereld. Daar het uiten van boosheid aansluit op de belevingswereld van kleuters, verwacht ik dat zij de introductie van de les prettig vinden.

Informeren
Beeldbeschouwen. Toon de leerlingen de animatiefilm ‘Sientje’ (duur: 5 minuten). Observeer hun reacties (zowel verbaal als non-verbaal) en koppel deze terug. Vraag, na afloop, naar de reacties van de leerlingen. Wat zou er aan de hand zijn, dat Sientje zo boos is? Waaraan kun je zien dat Sientje boos is? Waaraan kun je zien dat Sientje niet meer boos is? Ben je zelf ook wel eens boos? Wat doe je dan?

Instrueren
Beeldend probleem. Maak een boos schilderij. Maak gebruik van grote, snelle, ruwe bewegingen.

Instructie. Samen met de leerlingen een mengsel maken:
·          laat hen nadenken over wat ‘boze’ kleuren zijn (of welke kleur de ‘boze’ kleur moet worden) en maak deze kleur;
·          voeg zand toe;
·          voeg kleine papiersnippers toe.
Laat de leerlingen vervolgens, met behulp van een plastic mes, het mengsel uitsmeren op het blad. Met stokjes wordt er gekrast in de verf, waardoor er witte sporen ontstaan in de tekening.

Technische doelen. Leerlingen kunnen een mengsel gelijkmatig en adequaat uitsmeren over het blad. Leerlingen kunnen, met behulp van stokjes, tekeningen maken in het mengsel.   
Productie
/Uitvoering
Observeren

Beeldend vermogen. Middels tekenen/schilderen kunnen leerlingen zich beter uiten dan middels taal. Ik observeer hoe de leerlingen boosheid uiten op het schilderij.

Begeleiden
Werkprocessen. Tijdens deze les is er zowel sprake van een traditioneel/ambachtelijk werkproces (namelijk, het gelijkmatig uitsmeren van het verfmengsel), als van een ontwerpproces (namelijk, het maken van de tekening middels krassen) en van een experimenteel proces (door gelijk te beginnen met het maken van het schilderij, zonder daar op voorhand langdurig over na te denken).

Afronden
Tijdsmanagement. De receptie/oriëntatie fase duurt ongeveer 15 minuten. De productie/uitvoering fase duurt ongeveer 10 minuten. De reflectie/nabeschouwing fase duurt ongeveer 5 minuten.
Reflectie
/Nabeschouwing
Nabespreken
Reflecteren. Reflecteer met leerlingen op de gemaakte schilderijen: is het gelukt om boze schilderijen te maken? Waaraan kunnen we zien dat het om ‘boze’ schilderijen gaat?

Beoordelen
Beoordelingscriteria. Het werkstuk wordt beoordeeld aan de hand van de volgende beoordelingsmatrix:

Niet
Twijfel
Briljant
Leerling heeft een idee wat een ‘boze’ kleur is.
0
1
2
Leerling gebruikt ‘boze’ vormen.
0
1
2
Leerling kan het mengsel gelijkmatig verdelen over het blad.
0
1
2
Het lukt de leerling om, in het mengsel, adequaat een tekening te maken.
0
1
2

Presenteren
Presentatievorm. De schilderijen worden in de klas gehangen. Gedurende een kring-moment wordt aandacht geschonken aan de schilderijen. De leerlingen die geschilderd hebben, mogen vertellen over de opdracht en het resultaat.
Evaluatie
Evalueren
Opdracht en randvoorwaarden. Na het uitvoeren van de les, reflecteer ik op de les.