zondag 7 september 2014

Bijeenkomst 1 (4 september 2014): Lesfasenmodel

Tijdens de eerste bijeenkomst Beeldende Vorming werd voornamelijk gesproken over het verschil tussen een 'knutselles' en een les beeldende vorming. Knutsellessen worden vaak gegeven in het basisonderwijs, terwijl de heer Guido Paap vooral lessen beeldende vorming wil zien.

Een les beeldende vorming bestaat, volgens het lesfasenmodel, uit drie (proces)fasen:
Fase 1: de receptieve fase. 'Laat maar zien!'. In deze fase is het belangrijk dat de leerkracht de kinderen laat ervaren waar de les over gaat: de leerkracht dient de leerlingen, middels bijvoorbeeld het tonen van een videofragment, het bezoeken van een gerelateerde locatie, het meenemen van een relevant voorwerp, te introduceren in de beeldcultuur die die les behandeld wordt.
Fase 2: de productieve fase. In deze fase wordt er een product gemaakt: de inhoud, in relatie tot de persoonlijke belevingswereld, wordt al beeldend vormend in het product weergegeven. 
Fase 3: de reflectieve fase. Tijdens deze fase kijken de leerkracht en de leerlingen naar de gevormde producten: is het doel van fase 2 behaald? Is het gelukt om de inhoud, in relatie tot de persoonlijke belevingswereld, tot uiting te laten komen in het product? Als vervolg op deze fase kan eventueel een beoordeling volgen.
In schema ziet het lesfasenmodel er als volgt uit:

Voorbereiding
Context
Belevingswereld
Basisplan
Opdracht en randvoorwaarden
Receptie/Oriëntatie
Introduceren
Beeldcultuur
Beeldaspecten
Ontwikkelingsfasen

Informeren
Beeldbeschouwen

Instrueren
Beeldend Probleem
Productie/Uitvoering
Observeren
Beeldend Vermogen

Begeleiden
Werkprocessen

Afronden
Tijdsmanagement
Reflectie/
Nabeschouwing
Nabespreken
Reflecteren

Beoordelen
Beoordelingscriteria

Presenteren
Presentatievorm
Evaluatie
Evalueren
Opdracht en randvoorwaarden

Waarin verschilt een 'knutselles' van een les beeldende vorming? Het volgende onderscheid is van belang. Bij een les beeldende vorming bestaan twee typen doelen: technische doelen en (ver)beeldende doelen. Onder technische doelen verstaat men vooral het 'netjes' leren werken en het beheersen van technieken (als knippen, plakken, kleien, etcetera). Leerlingen dienen de leerkracht vooral na te doen. (Ver)beeldende doelen gaan over het al beeldend vormend creëren van een product: aan de hand van een aan de verbeelding over latende opdracht, vormt men al doende het product. (Ver)beeldende doelen forceren leerlingen tot zelf nadenken; de leerling heeft namelijk een beeldend 'probleem': hoe verwerk ik datgene, dat in mijn hoofd zit, in een product?. Waar bij een les beeldende vorming beide doelen van belang zijn, ligt de nadruk van een 'knutselles' vaak op technische doelen. Een ander verschil tussen beide, is het aanbieden van een voorbeeld. Tijdens 'knutsellessen' heeft de leerkracht zeer vaak een voorbeeld gemaakt: hij of zij laat daarmee zien hoe het product dient te worden, waarbij leerlingen in sommige gevallen enkel invloed hebben op de kleur van het gebruikte papier. Het resultaat is dat er 25 dezelfde knutselwerken gemaakt worden. Tijdens een les beeldende vorming heeft het de voorkeur geen voorbeeld te laten zien. Natuurlijk dienen er wel kaders geboden te worden, waaraan de opdracht moet voldoen, maar binnen die kaders mag de leerling zelf invulling geven aan het product. Een derde verschil is dat tijdens een 'knutselles' vooral tijd en aandacht wordt besteed aan fase 2, terwijl fase 1 en fase 3 niet (of nauwelijks) aan bod komen.  
Vervolgens kreeg elk groepje studenten een opdracht uit de methode 'Moet Je Doen', een methode 'voor expressieonderwijs in het basisonderwijs'. Aan ons de taak deze opdracht (geschikt voor leerlingen uit groep 4) uit te voeren. De opdracht bevatte een inleiding over Remy de rat (bij kinderen bekend uit de film Ratatouille): hij wilde graag de eigenaar worden van het beste restaurant van Parijs. Aan ons de taak om een toren te bouwen, voor in Parijs, waarin duidelijk wordt waar het beste restaurant van Parijs ligt. In de opdracht werd een verwijzing gemaakt naar de Eiffeltoren. Er werd enkel een vouwinstructie gegeven in de opdracht (namelijk, de lange stroken papier die wij hadden ontvangen, moesten in de lengte dubbel worden gevouwen), verder stonden er geen aanwijzingen. Doordat wij beperkt de tijd hadden (ongeveer een kwartier), gingen we snel van start. Al bouwende verdeelden we de taken: sommigen vouwden stroken, iemand anders bouwde de toren in elkaar en één iemand maakte het venster waardoor Remy's restaurant gezien kon worden. Ondanks dat wij verwachtten dat driehoekige constructies stevigheid zouden verschaffen, was onze toren gammel en lukte het ons, binnen de gestelde tijd, niet om een hoge, stevige toren te bouwen. Op de foto is het eindresultaat te zien.

De opdracht, die wij moesten uitvoeren, werd ons op papier aangereikt. De stencils die wij ontvingen waren rechtstreeks gekopieerd uit de leerkrachthandleiding, zo leek het. Nadat wij de stencils hadden doorgelezen, mochten wij aan de slag. 
Fase 1 (de receptieve fase) uit het lesfasenmodel wordt hier overgeslagen. Wanneer ik op een later moment deze les beeldende vorming voor leerlingen mag verzorgen, zorg ik voor een goede inleiding. Ik zou er voor kiezen om de trailer van de film Ratatouille te tonen, zodat kinderen een beeld krijgen van hoofdpersonage en van de omgeving waarin deze film zich afspeelt (namelijk, Parijs). Dit spreekt kinderen tot de verbeelding. Vervolgens zou ik op een levendige, enthousiaste manier vertellen wát de opdracht is die de kinderen mogen uitvoeren ("Wij gaan Remy de rat helpen! We gaan er voor zorgen dat er ontzettend veel mensen bij zijn restaurant gaan eten. Jullie maken straks, per groepje, een stevige, hoge toren met een uitkijkpunt, waar de bezoekers van de toren uitzicht hebben over Parijs. Zorg dat er, ergens in jullie toren, wordt aangegeven wáár het restaurant van Remy is, zodat mensen het beste restaurant van Parijs gaan bezoeken."). Ik zou de kinderen het doel van de les vertellen ("Straks is het jullie gelukt een toren te bouwen van alleen maar papier!") en de kinderen in groepjes verdelen (op een willekeurige manier, waarvan ik van tevoren gecontroleerd heb of dit ongeveer gelijke groepjes oplevert, bijvoorbeeld kinderen met een huisnummer lager dan 20 bij elkaar, huisnummers 21 - 40 bij elkaar, etcetera).
Fase 2 (de productieve fase) was in de opdracht, die wij uitvoerden, aanwezig. Doordat wij een weinig voorgestructureerde opdracht hadden gekregen, hadden wij alle vrijheid om een toren te bouwen op de manier die wij wilden.
Fase 3 (de reflectieve fase) was eveneens aanwezig. De heer Guido Paap gaf ons de gelegenheid om naar elkaars creaties te kijken en stelde ons de vraag wat wij het makkelijkst en het lastigst vonden aan de opdracht. Vervolgens besprak hij enkele quotes die hij had gehoord tijdens de les en maakte ons bewust van hetgeen wij zeiden. Er heeft geen beoordeling van de creaties plaatsgevonden. 
Al snel viel op dat één groep studenten een heel andere toren had gebouwd dan de andere studenten hadden gedaan: zij hadden een (stevige, hoge) toren met kubussen gebouwd en plaatsten boven op de toren iets waarin zij groot wilden worden (in hun geval: het leerkracht zijn). De overige groepen studenten hadden allemaal een Eiffeltoren-achtige constructie gebouwd, waarin op de één of andere manier duidelijk werd waar het beste restaurant van Parijs te vinden was. Toen de studenten hun verbazing hierover uitspraken, bleek dat die ene groep studenten een andere opdracht had gekregen dan de rest van de groep: hun opdracht was veel meer voorgestructureerd. Zij beschikten over vouw-, plak- en bouwinstructies, zowel in woord als in beeld. De overige studenten hadden echter enkel een vouwinstructie voor de stroken gekregen en geen stap-voor-stap uitgeschreven instructie. Vervolgens stelde de heer Guido Paap de vraag welke van de twee opdrachten er weergegeven staat in de Moet Je Doen methode. Het merendeel van de studenten koos voor de minder voorgestructureerde opdracht, hetgeen logisch zou zijn gezien de inhoud van eerder in de les. De heer Guido Paap gaf echter aan dat de voorgestructureerde opdracht een (extreem voorbeeld) van een slechte beeldende vorming les is - en dat deze dus is weergegeven in de methode. De oorspronkelijke les lijkt meer op een 'knutselles' (doordat alles is voorgestructureerd) dan een les beeldende vorming. Toen ik de (oorspronkelijke) opdracht na zocht op internet, ontdekte ik dat er in deze opdracht een uitgebreidere, maar minder tot de verbeelding sprekende, inleiding aanwezig was. Ik ben van mening dat de film Ratatouille beter aansluit op de belevingswereld van kinderen en dat het uitbreiden van de Ratatouille inleiding kinderen meer zal enthousiasmeren.

Ik merk dat ik het prettig vind om, achteraf, rustig te reflecteren op de les en alle geleerde en behandelde punten systematisch op te schrijven (zoals gedaan in deze blog). 
Al na een paar minuten merkte ik dat de lessen Beeldende Vorming een andere inhoud zouden krijgen dan ik verwacht had, en dit stemde mij positief. Ik had verwacht dat wij elke donderdagavond gingen knutselen en als er iets is dat ik niet zo goed kan én wat ik eigenlijk zonde vind van mijn tijd, dan is het knutselen. De opzet van de lessen, zoals de heer Guido Paap deze toelichtte, lijkt mij ontzettend inspirerend, leerzaam en van deze tijd en ik kijk echt uit naar de komende periode.   
Waar ik thuis vooral over na dacht, was de 'onwennigheid' die ik bemerkte bij mij en mijn groepsgenoten met de ongestructureerde opdracht die wij kregen. We hadden echt even géén idee hoe we de opdracht uit moesten voeren en wat er nu precies van ons verwacht werd. Wij zijn kennelijk zo'n andere manier van beeldende vorming (of in ons geval dus: knutselen) gewend, dat een goede beeldende vorming opdracht onwennig voelde. Ik moet echt wennen aan de 'nieuwe' manier van werken!  
Ik was mij, al voor de les, bewust van het belang van fase 1 (de receptieve fase) en fase 2 (de productieve fase) uit het procesfasenmodel. Van het bestaan van een derde fase (de reflectieve fase) was ik mij niet bewust. Sinds ik de les heb gevolgd, zie ik het belang in van een reflectieve fase. Mijns inziens rondt dat de les Beeldende Vorming op een voor iedereen passende manier af.
Ik was sceptisch over het niet aanbieden van een voorbeeld en ik heb mijn scepsis getoond aan de heer Guido Paap. Ik heb bij hem aangegeven waar mijn standpunt vandaan komt (tijdens mijn werkzaamheden op de buitenschoolse opvang merk ik dat, wanneer ik geen voorbeeld aanbied, ongeveer een derde van de kinderen niet weet wat hij of zij moet doen) en hij heeft mij laten ervaren hoe ik op een andere manier, dan middels een voorbeeld, duidelijke kaders waarbinnen de opdracht uitgevoerd moet worden kan laten zien. Middels het stellen van vragen aan de kinderen kun je hen zelf tot een beeldende vorm laten komen (in plaats van dat de leerkracht een voorbeeld aanbiedt). Bijvoorbeeld, wanneer er (zwarte) pieten geknutseld worden van verschillende typen rollen (WC-rollen, keukenrollen, etcetera), kun je kinderen zelf een rol laten kiezen door vragen te stellen als: 'Wat voor zwarte pieten zijn er?', 'Zien die er allemaal hetzelfde uit?', 'Welke vorm past daar dan bij?', etcetera. 

Ik zie uit naar de volgende bijeenkomst op 11 september 2014!

Geen opmerkingen:

Een reactie posten