Volgens Zwiers kunnen bij het vak Beeldende Vorming drie verschillende werkprocessen worden onderscheiden:
- Traditioneel/ambachtelijk werkproces. Hier gaat het om het 'kopiëren' of namaken van een voorbeeld. Het bevat weinig mentale uitdaging. Ook de juiste omgang met materiaal hoort hier bij. Het voordeel van dit werkproces is dat de technische vaardigheden van de leerling ontwikkelen door reproductie. Het nadeel is echter dat er geen sprake is van een 'beeldend vermogen': de leerling wordt niet uitgedaagd om tot oplossingen te komen.
- Ontwerpproces. Vanuit een idee vormt de leerling al schetsend de oplossing voor het (beeldend) probleem. Het voordeel hiervan is dat de leerling bezig is om beeldende oplossingen te bedenken. Het nadeel is echter dat dit werkproces niet gericht is op ambacht; vaak is het zo dat anderen jouw idee uitvoeren of produceren.
- Experimenteel werkproces. Bij dit werkproces is er niets vastgelegd: de leerling start direct met het materiaal en al doende ontdekt de leerling wat hij/zij allemaal met het materiaal kan doen. Dit werkproces is vooral geschikt voor de onderbouw (met name kleuters) van de basisschool: er is namelijk een onbevangen houding ten opzichte van materiaal nodig, wat oudere kinderen veelal niet meer beheersen. Het voordeel van dit werkproces is dat de leerling snel aan de slag kan. Het nadeel is dat dit werkproces niet geschikt is voor elke doelgroep/elke leerling én voor veel materialen (bijv. voor nieuwe media) is meer kennis nodig voordat leerlingen er adequaat mee om kunnen gaan. Het risico van dit werkproces is dat de opdracht te 'vrij' (dus zonder duidelijke kaders) wordt.
Op de basisschool komen vooral traditioneel/ambachtelijke en experimentele werkprocessen voor.
Deze drie werkprocessen kunnen alle worden uitgevoerd in één les, zoals wij tijdens deze bijeenkomst gedaan hebben.
Na het theoretische gedeelte gingen wij over tot de praktijk. Allereerst keken wij een stukje van de film Cars, waarbij wij de opdracht kregen om op te letten waar het door komt dat het lijkt alsof de auto's racen.Vervolgens zagen wij een karakter uit Transformers en werd ons gevraagd waardoor dit op een monster leek. Ditzelfde soort vragen kan aan leerlingen worden gesteld, om hen bewust te maken van waardoor figuren uit animatiefilms lijken te bewegen, etcetera.
Bovendien werd er, middels een filmpje (dat ik herkende uit de theorie), uitgelegd hoe animatie werkt: objecten bewegen niet daadwerkelijk, maar door de snelle opeenvolging van foto's líjkt het alsof een object beweegt. Animatie is dus eigenlijk (bewegings)illusie!
Vervolgens kregen wij de opdracht om, met plasticine en ijzerdraad, een 'racemonster' te maken, in tweetallen. Belangrijk was dat het monster aan een aantal criteria voldeed: het mocht elk voertuig zijn, als het er maar 'race-achtig' en 'monster-achtig' uit zag. Inspiratie daartoe hadden wij opgedaan tijdens de receptieve fase (het bekijken van Cars en Transformers).
Nadat wij een schets gemaakt hadden, gingen wij over tot de productieve fase: het maken van het racemonster. Wij hadden bedacht dat het leuk was om de wielen, de vleugels, de neus en de ogen te kunnen laten bewegen, dus hier diende ijzerdraad in bevestigd te worden. Dit deden wij (bij de neus) als volgt:
Bij de overige onderdelen gebeurde dit vergelijkbaar. De rest van ons racemonster maakten wij uit één stuk (massief) plasticine, totdat wij bemerkten hoe zwaar het geheel was; dit zou nooit op zijn wielen blijven staan! Daarom waren wij genoodzaakt een deel van het middenstuk uit te hollen en er een ijzeren frame in te bevestigen, zodat het racemonster kon blijven staan (in plaats van direct door zijn wielen te zakken):
Vervolgens monteerden wij de ogen, de wielen en de vleugels:
En voegden wij wat 'monsterachtige' structuur toe waarna ons racemonster was 'geboren':
Hoe hebben wij er, concreet, voor gezorgd dat het er monsterlijk uit zag? Wij hebben gebruik gemaakt van onaardige (stand van de) ogen, een puntige neus met grote tanden, structuur toegevoegd alsof het schubben had en monsterlijke vleugels bevestigd. Wat hebben wij gedaan zodat het er snel uit zag? Wij hebben het voertuig laag bij de grond gezet, want dat is hoe racewagens er uit zien. De romp is aerodynamisch en de wielen hebben een verschillend formaat, net als bij echte racewagens. De vorm van de vleugels maakt dat ons racemonster er nog sneller uit ziet.
Vervolgens kregen wij de opdracht om, met een ander duo, een (stop motion) animatiefilm te maken van een race tussen de twee racemonsters. Middels de software die aanwezig was op de iPad, kon een serie foto's gemaakt worden, waar vervolgens een animatiefilm van gevormd werd. Allereerst dachten wij na over een 'storyboard': wat moest er gebeuren tijdens de animatiefilm?
De letters MR en EI verwijzen naar het duo waarvan het voertuig was. Op het eerste storyboard staan de cameraposities weergegeven, op het tweede storyboard niet. De inhoud was gelijk: aan de start lieten beide racemonsters zien wat zij konden, daarna lag de auto van M en R voor, vervolgens lag de auto van E en I voor, waarna zij gelijk liepen en als laatst zorgde de auto van E en I er voor dat hun auto en de auto van M en R crasht in het gebouw. Beide storyboards werden naast elkaar gebruikt. De race kon beginnen!
Het filmpje van de race kunt u HIER bekijken.
Ik was ontzettend enthousiast over het maken van een animatiefilmpje, maar wat was het veel werk! We hebben gezorgd voor zeker 10 foto's per seconde en uiteindelijk hebben wij, al met al, een paar uur werk gehad voor nog geen halve minuut film. Elke keer als wij een nieuwe foto maakten, moesten alle stukjes lijn, de gebouwen en de monsters plus hun onderdelen een beetje verzet worden. Dat luisterde aardig nauw! Om het effect van het filmpje te vergroten, hebben wij er een passend muziekje inclusief racegeluiden bij gemonteerd en hebben wij de film, vlak voor de crash, vertraagd. Wij zijn erg trots op ons resultaat en vonden het leuk dat tijdens de reflectieve fase van de les alle filmpjes getoond konden worden.
Tijdens het reflectieve gedeelte van de les ging het, naast het bekijken van elkaars video's, ook om de beoordeling van de producties. Beoordeling van lessen Beeldende Vorming kunnen gedaan worden aan de hand van een rubric (een beoordelingsmatrix). Dit zorgt voor een vrij objectieve beoordeling., waardoor de leerkracht kan monitoren of een leerling vooruit gaat met betrekking tot beeldende vorming. Met betrekking tot het racemonster kan aan de volgende criteria gedacht worden:
Niet
|
Twijfel
|
Briljant
|
|
3D
|
0
|
1
|
2
|
voertuig
|
0
|
1
|
2
|
monsterlijk
|
0
|
1
|
2
|
beweegbaar
|
0
|
1
|
2
|
snel
|
0
|
1
|
2
|
Belangrijk is dat vóóraf criteria bekend worden gemaakt aan de leerlingen, zodat zij rekening kunnen houden met wat de leerkracht van belang vindt. Ik heb ons racemonster beoordeeld (zie de oranje gekleurde vakjes) en beoordeel ons racemonster met een (2 + 2 + 2 + 1 + 1 =) 8.
Met betrekking tot het filmpje kan aan de volgende criteria gedacht worden:
Niet
|
Twijfel
|
Briljant
|
|
twee voertuigen en decor
|
0
|
1
|
2
|
snelheid
|
0
|
1
|
2
|
strijd
|
0
|
1
|
2
|
crash
|
0
|
1
|
2
|
verhaal
|
0
|
1
|
2
|
Ons animatiefilmpje beoordeel ik (opnieuw) met een 8 (zie bovenstaande tabel).
Hoe komen de werkprocessen van Zwiers nu terug in deze les? Het traditioneel/ambachtelijke werkproces ziet men terug in het maken van de animatie: stap voor stap en zeer nauwkeurig dienen er veel foto's te worden gemaakt. Wij leerden de techniek en voerden herhaaldelijk dezelfde handeling uit. Het ontwerpproces kwam terug bij het vormen van het storyboard: al brainstormend vormden wij het verhaal dat moest plaatsvinden. Het experimentele werkproces was het onderdeel waarin wij het racemonster moesten creëren: al doende ontwikkelden wij het racemonster en ontdekten wij wat voor moeilijkheden er op ons pad kwamen.
Ik vond dit echt een ontzettend leuke les en ik ben er van overtuigd dat leerlingen uit de bovenbouw dit ook fantastisch zullen vinden! Ik heb de indruk dat moderne media (te) weinig ingezet worden bij het vak Beeldende Vorming. Daar ligt dan mooi een uitdaging voor mij!